Waarom werd de refuge gebouwd?
Op het einde van 1795 werd, als gevolg van de annexatie van de Belgische gewesten door Frankrijk, de Franse revolutionaire wetgeving op de ‘armenzorg’ van kracht. De armenzorg werd vanaf nu volledig gelaïciseerd en vormgegeven door twee administraties:
De Commissie van Burgerlijke Godshuizen (opgericht in Brugge op 23/07/1798)
Bureel van Weldadigheid (opgericht in Brugge op 12/11/1799). Deze twee organisaties waren rechtstreekse voorlopers van het huidige OCMW.
In 1805 werden te Brugge twee instellingen opgericht die tot doel hadden de landloperij en bedelarij te bestrijden. Bij departementaal besluit van 1 april bracht de prefect in het Sint-Niklaasgodshuis een maison de repression onder. Men plaatste er verschillende categorieën landlopers en bedelaars:
- alle landlopers en bedelaars die zich op het grondgebied van de stad Brugge bevonden
- zij die op het grondgebied van het Leiedepartement bedelden en zwierven en waarvan de onderstandswoonst werd erkend door de stad Brugge.
Op dezelfde dag werd in het gebouw ‘ de Magdalena’ ( werkhuisstraat) een public werkhuys geopend.
In 1822 besliste de gouverneur van West-Vlaanderen het Sint-Niklaasgodshuis om te vormen tot een ziekenzaal voor bedelaars en landlopers. Deze instelling werd waarschijnlijk gesloten in 1828.
Bij K.B. van 19 maart 1866 werd het bedelaarsgesticht (gevestigd in het gebouw de ‘Magdalena’) aangeduid voor de detentie van landlopers en bedelaars ouder dan 18 jaar uit de provincies Oost- en West-Vlaanderen
Op 24 maart 1881 ging minister van Justitie Bara over tot de afschaffing van het bedelaarsgesticht te Brugge. Bijna één jaar later kregen de gebouwen een nieuwe bestemming. Daar de landbouwkolonies te Merksplas en Hoogstraten niet uitgerust waren voor de opvang van zwangere landloopsters en bedelaressen werden deze vrouwen naar het bedelaarsgesticht te Brugge overgebracht.
Ook de opvang van de niet-zwangere vrouwen in de verschillende landbouwkolonies liet te wensen over. Hierop besliste de minister van Justitie dat alle vrouwelijke landloopsters en bedelaressen vanaf 14 september 1882 opgesloten zouden worden in de gebouwen van het bedelaarsgesticht te Brugge In de praktijk werd deze richtlijn niet nageleefd. Om aan deze wantoestanden een einde te maken verstuurde de minister verschillende omzendbrieven. Aangezien het K.B. van 19 maart 1866 geen adequate oplossing bood voor het landlopers- en bedelaarsprobleem werd op initiatief van minister Lejeune op 27 november 1891 een nieuwe wet betreffende deze materie gestemd. Deze wet voorzag in de scheiding van twee categorieën bedelaars en landlopers. Enerzijds erkende men een categorie die zich beroepshalve aan de bedelarij en landloperij overgaf. Zij weigerden op een ‘eerlijke’ wijze hun brood te verdienen. Deze groep werd voortaan ondergebracht in een bedelaarsgesticht. Anderzijds was er de categorie landlopers en bedelaars die door omstandigheden (ziekte, ouderdom en beroepsongeschiktheid) als toevallige landlopers en bedelaars werden aangeduid. Deze gedetineerden kregen een onderkomen in een toevluchtshuis.
In uitvoering van deze wet richtte men in de voorgebouwen van het bedelaarsgesticht te Brugge een toevluchtshuis op. Van een strikte scheiding tussen de beide instellingen was echter geen sprake, wat tot meerdere incidenten leidde. Om aan deze toestand een einde te maken ging de overheid over tot de aankoop van een terrein van 17a, gelegen in Sint-Andries-Brugge.
Op de zitting van het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen van 20 mei 1901 werd het verkoopcontact opgesteld voor de gronden aan Justitie
De bouw startte in 1902 en was geëindigd in 1914. In volle eerste wereldoorlog. De architect was Louis Bouckaert en niet Karel Dewulf zoals bij erfgoed word beweerd. Bouckaert was de architect van Justitie en had al meerdere gevangenissen gebouwd, zoals Turnhout, Dendermonde, Ruiselede, Ieper, Vorst, Berkendael.