WO1  1914  Hospitaal voor geslachtsziektes.

De refuge werd op 14 oktober 1914 ingenomen door reservetroepen van het Duitse Vierde Leger.  Het 46ste reservedivisie van het 215 Reserve Infanterie Regiment van het 91ste Reserve Infanterie Brigade ( Marinekorps Kanalkuste ), lag ingekwartierd in de gebouwen van de Refuge.
De gebouwen werden ontruimd, en de vrouwen die in de refuge opgesloten waren, werd getransfereerd naar Rekkem. De bezetter verwees vrouwen en meisjes die aan een geslachtsziekte leden, door naar een zogenaamd hospitaal in een gebouw van de Refuge in Brugge zelf, in de Werkhuisstraat.

Meisjes die teveel leute maken vliegen naar Brugge ( 1914 -1918)

De bezetting was nog maar pas een feit of vrouwen in Brugge, Oostende, Roeselare en andere garnizoenssteden, begonnen met Duitse soldaten aan te pappen.
Na een tijdje kenden de garnizoenssteden zelfs officiële Duitse Legerbordelen.  De vrouwen die officieel als prostituee geregistreerd werden, moesten zich geregeld laten onderzoeken. De Duitse militaire overheid wilde de manschappen immers zoveel mogelijk voor geslachtsziekten behoeden. Een besmette soldaat of officier was al vlug vier, vijf weken buiten strijd.

Vanaf 1915 liet de bezetter de “ oorlogshoeren “ in de Refuge onderzoeken op venerische ziekten. De vrouwen bij wie een “ bijzondere ziekte “ werd vastgesteld, werden in het bedelaarswerkhuis in de Werkhuisstraat  behandeld.

In de Refuge kwamen vrouwen van lichte zeden uit geheel bezet West Vlaanderen toe om zich door Duitse artsen te laten onderzoeken of behandelen.  In Oostende zag Charles Castelein, die al vastgesteld had dat vele vrouwen met de soldaten als met hun beste vrienden sliepen, dat de “lichtekooien die krank zijn”  einde december 1914 naar Brugge gestuurd werden. Daar gingen ze niet uit vrije wil naartoe.
De Izegemse dokter Jules Gits  zag op 20 januari 1915 hoe de Duitsers vier vrouwen ’s morgens vroeg uit hun huis haalden en vervolgens met de trein naar Brugge brachten. Toen Gits naar het waarom vroeg, kreeg hij als antwoord “ te veel leute, te veel leute “  Een verordening van het Opperbevel van het Duitse 4de leger bepaalde dat de bewuste dames zich moesten inschrijven. In Roeselare stelde Alfons Denys vast dat de politie al de namen noteerde van de vrouwen die in herbergen van de stad verbleven. Op 3 maart telde de lijst al 42 namen. “ De Duitsers” noteerde Denys, “ hebben hier iets binnengebracht dat niet meer zo gemakkelijk zal verdwijnen.”

Geregeld bezochten Duitse artsen de bordelen, ofwel bestemd voor militairen ofwel voor officieren, op zoek naar geïnfecteerde vrouwen. Toen een transport naar de Refuge werd ingelegd, keek de goegemeente natuurlijk hun ogen uit. “ In de vroege morgen werden drie personen van het schoon geslacht naar de statie gedaan en met de trein naar Brugge weggevoerd”, getuigde de Izegemse dokter Gits op 20 oktober 1916. “ En dat weer om te veel leute gemaakt te hebben”. Het statieplein wemelde van nieuwsgierigen. “ De 31ste maart 1917 worden in de dertig wijven weg gedaan naar Brugge “, zag Charles Castelein in Oostende. “ Het zijn al van die soldatenmeisjes”.

De onderzoeken van de “ soldatenmeisjes” en de behandelingen van hun venerische ziekten kwamen de West Vlaamse steden duur te staan. Dokter Gits was verbijsterd toen hij vernam hoe hoog de rekening voor de gemeente Izegem opliep.
“ Maandag 3 juli 1916 heeft de stad Izegem de rekening ontvangen van wat zij schuldig is aan de hospitalen van Brugge, Gent en andere steden, waar de personen van het schoon geslacht die te “veel leute” maakten verzorgt werden. De som beloopt 8480 frank!

Dat is gerekend aan 1,95  frank per dag en per persoon. Voor de brave vrouwen die eerlijk en deftig zijn, die hun eed van getrouwheid aan de afwezige man stipt naleven, voor de jonge dochters die spuwen op de lafaards die met geld hun eer en reputatie willen roven, heeft de stad 35 centiemen daags. En voor de lage schepsels die met de vijand heulen, die voor ’t genot van de vijand eer en plicht onder de voeten treden, moet de stad 1,95 frank betalen.

 

WO2

Louis Jean Cooper was een Canadese verpleegster die van september 1944 tot december 1945 dienst heeft gedaan in de refuge. 

The 12th Canadian hospital was een hospitaal met 1200 bedden. Daar zijn er 1812 operatie's uitgevoerd. Vooral met slachtoffers uit de slag van de Schelde en het Breskens slagveld. De Canadese slachtoffers van de slag van Moerbrugge werden verzorgt in een hospitaal in Eeklo. Pas in december 1945 is het hospitaal in de refuge teruggekeerd naar Engeland waar het werd ontbonden.

Bron: Canadian War Veterans.

Zuster Mary in de operatiekamer op de eerst verdieping in de refuge.